Westenholte, Kamperpoort
Aanvankelijk liet Jan de Baat zich inspireren door de ‘klassieken’ onder de moderne beeldhouwers: Marino Marini, Henry Spencer Moore en Ossip Zadkine, maar in de loop van zijn artistieke carrière ontwikkelde hij een eigen beeldtaal.
Voor zijn visie op de boemerang liet hij zich leiden door de meest in het oog springende eigenschappen van het even ingenieuze als primitieve wapen: een unieke combinatie van krachtimpuls, beweging, luchtweerstand en doelgerichtheid. In de vormgeving van het beeld Boemerang zijn deze kenmerken bij elkaar gebracht en in een samengebalde vorm uitgewerkt.
Ruimtelijke werking
De vorm beschrijft de omtrekkende beweging die een boemerang maakt. De ruimtelijke werking komt ogenschijnlijk vanzelfsprekend voort uit de gecompliceerde baan die elke roterende boemerang na een perfecte lancering aflegt.
De boemerang werd onder meer gebruikt in het oude Egypte, in prehistorisch Europa (de late ijzertijd), India en Indonesië. De naam is ontleend aan de term bou-ma-rang uit de Turuwaltaal die door de Australische Aboriginals gesproken werd.
Nieuwe versie
In overdrachtelijke zin is het beeld dat in 1972 werd geplaatst bij een dependance van het Thomas à Kempis College, symbool voor doelgericht en dynamisch onderwijs. In 2002 maakte de kunstenaar een nieuwe versie van het oorspronkelijk beeld dat door roestvorming onherstelbaar was beschadigd. Zijn verbeelding van het aërodynamische werpwapen sluit nauw aan bij zijn autonome oeuvre.
Sterker nog: de kunstenaar benadrukt dat hij als monumentalist weliswaar de gevoelens van opdrachtgevers vertolkt, maar dat er tegelijkertijd zo'n sterke binding met zijn autonome werk bestaat, dat het nauwelijks relevant is een scheiding aan te brengen tussen zijn vrije beelden en de monumentale kunst die gebonden is aan ideeën van anderen.